De 'jihad met het zwaard' is daarenboven onderworpen aan een hele reeks strikte voorschriften die gebaseerd zijn op de Koran en de Sunnah van Mohammed, alsook op de regels die de eerste Kalief, Abu Bakr, oplegde aan een leger dat hij naar het slagveld stuurde.
Abu Bakr legde zijn metgezellen de volgende 10 regels van oorlogsvoering op (Al-Muwatta, Volume 21, Hadith 10) :
- Dood geen vrouwen
- Dood geen kinderen,
- Dood geen bejaarden,
- Dood geen zieken.
- Hak geen bomen om of verbrand ze niet, vooral als het fruitdragende bomen zijn (ook de oogst mag niet vernield worden).
- Verniel geen onbewoonde plaatsen.
- Dood geen dieren behalve voor voedsel.
- Verbrand geen bijen en drijf hen niet uiteen.
- Steel niets van de zaken die in beslag genomen werden gedurende de strijd. >
- En handel niet laf.
Uit andere hadith blijkt dat Abu Bakr ook stelde dat priesters en kloosterlingen met rust gelaten moesten worden, en dat men hun gebedshuizen niet mocht vernielen. Ook burgerconstructies moeten gespaard blijven.
Abu Bakr zei ook dat men zelfs de melk van de dieren niet mocht gebruiken tenzij men de toestemming had van de eigenaars van de dieren. Islam kent een zeer uitgebreid stelsel van dierenrechten. Tijdens de oorlog mogen dieren niet gedood worden, tenzij voor voedsel, omdat een oorlog een zaak tussen mensen is en dieren daar niet het slachtoffer mogen van zijn.
Sommige muslims wijzen erop dat als er sprake zou kunnen zijn van een 'heilige oorlog', dit enkel is in de zin van een oorlog waarin muslims gebonden zijn aan zulke 'heilige' door de Koran en de Sunnah ingestelde hoogstaande principes. Het is echter helemaal geen heilige oorlog in de zin waarin dit in het Westen begrepen wordt, met name een oorlog om anderen met geweld te bekeren tot het eigen geloof.
Zoals in 'jihad al-kuffar' gemotiveerd werd is het muslims volstrekt verboden deel te nemen aan zulk een oorlog. De Koran garandeert immers godsdienstvrijheid en verbiedt uitdrukkelijk het gebruik van dwang in de godsdienst.